Details
Nothing to say, yet
Details
Nothing to say, yet
Comment
Nothing to say, yet
In the fifth podcast of the Dead Education Project, they discuss how children cope with the death of someone they know and love. It is important to talk openly about death and dying, as it is often considered a taboo topic. Children of different ages understand and process death differently. For younger children, it is important to explain that death is permanent and that they won't see the person again. Older children may find it difficult to express their grief and may need support in dealing with the loss. When a child is facing their own impending death, it is important to have open conversations and give them the opportunity to express their feelings. It is also important to involve children in the funeral process and explain the rituals and customs associated with death. Support and guidance are crucial for children who have experienced the loss of a friend or classmate. In het kader van het Europees project Dead Education Project, afgekort DED, spreken we deze vijfde podcast in. Dezemaal willen we het hebben over kinderen die geconfronteerd worden met de dood van iemand die ze gekend hebben en die hen lief was. In deze podcast heb ik gepoogd aan de hand van een tiental vragen en vanuit eigen levenservaring het omgaan van kinderen met de dood van een vriendje, een klaskameraadje, uiteen te zetten. Daarbij vooral denkend aan kinderen die worden geconfronteerd met de dood wanneer een vriendje overlijdt aan kanker of wat jammer genoeg ook nog steeds voorkomt, is omgekomen bij een verkeersongeval. Ieder mens krijgt in zijn leven te maken met ziekte en tegenslag, met rouw en verdriet om het heengaan van een geliefde. Geen emotie is zo universeel, het komt maar het overkomt elke mens, vroeg of laat. Om gelukkig te kunnen leven, zie ik het beseffen dat het leven eindig is als een uitdaging om, hoe kort of hoe lang dat leven ook is, ervoor te zorgen het zo zinvol als mogelijk te gaan beleven en door te maken. Eén van de vragen die ik heb gesteld is, het thema dood en sterven, is dat voor jou een taboe thema of vind je dat er meer moet over worden gesproken? Ik vind het echt wel nodig dat we in onze cultuur, dus ook in ons onderwijs en in de algemene omgang onder mensen, veel bewuster worden over dit thema, dit thema dat in de westerse cultuur vaak taboe is. Zeker in West-Europa worden dood en sterven duidelijk op de achtergrond geschoven. Ik vind het erg belangrijk dat het thema veel meer aan bod komt, ook en zeker in ons onderwijs. Hoe gaat men om met de eindigheid van het leven? Want ook leerlingen worden vaker dan men denkt geconfronteerd met ziekte en dood. Het is een realiteit dat ouders een vader, een moeder overlijden of dat een kind van de school, dat ze heel goed kennen, ten gevolge van een ziekte of soms ook van een ongeval, de dood vindt. En heel specifiek wil ik hier nu spreken over kinderen in confrontatie met de dood. Net zoals het van belang is om een kind goed voor te bereiden, wanneer men gaat verhuizen, daarom is het ook zo ontzettend belangrijk een kind goed voor te bereiden op een verhuizing van een dierbaar iemand naar het onbekende, op het sterven van iemand, die het kind goed heeft gekend. Dat kan een opa of oma zijn, of, veel dichterbij, een vriendje, een neefje, een nichtje. Als een kind wordt geconfronteerd met de dood van iemand, die het goed bekend was, hoe moet je dat dan aanbrengen? Hoe wil je het bespreken met een kind? We hebben daarover nagedacht, en we stellen dat kinderen van vier tot zes jaar al enigszins begrijpen wat het verschil is tussen leven en dood, hoewel ze vaak nog niet beseffen dat de dood definitief is en het leven nooit meer terugkeert. Maar vanzodra ze beseffen dat de dood onomkeerbaar is, en dat ze de geliefde overledenen nooit meer zullen kunnen zien, dan kunnen ze angstig worden en daar veel mee bezig zijn. Ze stellen daar vragen over en verwerken die vaak in hun spel. Oudere kinderen die werken en verwerken verlies van iemand heel anders. Ze vinden verdrietig zijn soms kinderachtig en gaan zeker niet hopelijk naar steun vragen om te verwerken wat er is gebeurd. Maar dan is het ook wel erg belangrijk om in doog te houden hoe ze verder omgaan met zo'n verlies. Stel nu dat een nichtje, een neefje, ernstig ziek is, kanker heeft en niet lang meer zal leven. Hoe breng je dat aan bij de leeftijdgenootjes? Hoe bereid je hen voor op het wellicht niet meer kunnen zien na enige tijd van hun vriendje? Best lijkt ons dat je er vragen over stelt, in de zin van, heb je gemerkt dat je neefje, je nichtje, ziek was? Heb je gezien wat ze nog kon en wat niet meer ging? En je kan dan vertellen dat het verdrietig is omdat ze zo ernstig ziek is, dat jij en iedereen hoopt dat ze beter zal worden, maar durft toch ook te zeggen dat dat niet zeker is dat ze ooit zal genezen, dat hij of zij ooit zal genezen. En wat doe je dan als de dood onafwendbaar wordt? Hoe spreek je daarover met de kinderen, die met zo'n vroege dood worden geconfronteerd? Ja, als een kind jong gaat sterven, dan moet men daarover duidelijk zijn naar de andere kinderen toe en geen valse hoop geven, maar samen bespreken wat je met andere kinderen nog kunt doen. Jullie kunnen, als de dood onafwendbaar is, elke dag een klein gebedje uitspreken, het elke dag herhalen. Kinderen van dezelfde leeftijd, kinderen van de klas, kunnen misschien iets maken voor het kind dat gaat sterven, of voor de ouders. Best gebeurt zo'n gesprek daarover overdag, zodat het nechtje, het neefje, de kinderen van de klas, nadien nog verder kunnen gaan spelen, want er is tijd nodig voor hen, om, als ze met de dood geconfronteerd zijn, daaraan een plekje te kunnen geven. Dat doen ze vaak in een spel, maar dat moet ook kunnen groeien in hun groeiende bewustzijn. Ja, en wat ga je dan doen, als de dood volgt, als het neefje het nichtje overlijdt? Wel, dan moet je toch wel opletten, want als ze dan op bezoek gaan bij het dode lichaam, dan kan de confrontatie daarmee een schokkende gebeurtenis zijn voor een kind. Maar het weghouden bij een dode, die ze goed hebben gekend, die hen heel lief was, heeft ook gevolgen, want ze hebben dan geen afscheid kunnen nemen. Het zien van het dode lichaam, het zien van de geliefde dode, doet het al wat ouder kind beseffen, dat het leven van hun vriendje, hun vriendinnetje, echt voorbij is. Dat de ziekte meedogenloos was, en dat ze hun vriendje nooit meer zullen zien. Het kunnen zien van dat dode lichaam, het zien van de dode geliefde, geeft duidelijkheid en kan, zal voorkomen, dat nadien allerlei vreemde fantasieën blijven rondspoken in het hoofd van kinderen, want dat kan voor angst zorgen. Wat zeg je dan? Je kunt alleen maar zeggen, jullie vriendje, jullie nichtje, is er niet meer, alleen haar lichaam blijft, alleen zijn lichaam blijft, en we kunnen nog even tijd nemen, om naar haar, naar hem te kijken en afscheid te nemen. Kinderen zijn natuurlijk bang te worden geconfronteerd met hun dode vriendje. Wat kan dan best gebeuren, om afscheid te nemen? Ouders moeten meegaan tot bij de geopende kist. Iedereen is verdrietig en wenen is dan heel normaal. De dood is nu eenmaal verdrietig, zeker voor een kind. Voor hen is het onbegrijpelijk, dat hun vriendje er nu niet meer is, om te spelen, om te ravotten. Kinderen die het dode kindje, hun vriendje, goed hebben gekend, kunnen op een hele eigen manier hun verdriet tot uiting brengen. Misschien kunnen ze een tekening maken, over hem, of over de dingen waaraan ze denken, of gewoon, als ze al kunnen schrijven, in enkele woorden opschrijven, wat in hun herinnering blijft leven en die woorden bij het kindje bij de kist liggen. Hoeveel en hoezeer zullen kinderen zich blijven bezighouden dan, met het denken aan het dode vriendje of vriendinnetje? Het is zeker zo, dat kinderen een hele tijd daarmee bezig blijven en zich vele vragen zullen stellen, het ene kind meer dan het andere. Het is van belang dan duidelijk te zijn in je taalgebruik. De dood kan je geen slapen noemen, de dood is echt voor altijd, dat moet echt duidelijk gemaakt worden. Kinderen gaan ook moeilijke vragen stellen, zoals wat gebeurt er nu met het begraven lichaam van ons vriendje, dat ook in het urne wordt bewaard. Ja, wat kun je dan zeggen, misschien kun je de Bijbelse uitdrukking, Elke mens zal tot stof wederkeren, dan proberen uit te leggen. In elk geval, en dit tot slot, begeleiding van kinderen, die geconfronteerd zijn met een dode, is wel erg belangrijk. Er moet vermeden worden, dat ze getuige zijn van heftige uitingen van verdriet van volwassenen. En als kinderen en vriendjes meegaan naar de begrafenis, dan moet hen vooraf gezegd worden, wat er allemaal gaat gebeuren. Is er iemand die daar zal spreken? Wie zal daar allemaal zijn? Waarom geven ze elkaar een hand? Wat gebeurt er met de kist of met de urne? Waarom wordt er zand op de kist of de urne gelegd? En waarom wordt ze bewierookt? En ook na de begrafenis is er een dode maaltijd. Waarom, wat betekent dit? Is er iemand die daar zal spreken, over het dode kind? Heel duidelijk moet je maken, dat we ons vriendje nu niet meer zullen zien. Hij of zij blijft in onze geest en in onze gesprekken. We maken ruimte voor haar of voor hem, door een foto op te hangen of ergens een mooie herinnering een plaats te geven. Het is zeker belangrijk, dat de klas waarin iemand een kameradje is verloren, waarin een kind is gestorven, dat die klas zeer goed begeleid wordt en voor een hele tijd. Je kunt dan elk kind op zijn eigen manier laten vertellen hoe het nu is, het niet meer zien van een vriendje. Het niet meer kunnen spelen met dat kind. Het is zeker goed om daar voldoende aandacht aan te geven. Tot zover onze benadering over hoe je kinderen kunt begeleiden bij het verlies van een kameradje. En ik wil eindigen met een mooi gedichtje, het gedicht van Joost van den Vondel, dat hij in de zeventiende eeuw, in 1631, schreef, toen zijn jongste kind overleden was. Het heette Constantijn. En zo gaat het gedicht. Constantijntje, tzalig keintje, gerubijntje vanomhoog, Dijdelheden hier beneden, uitlacht met een lodder oog. Moeder, zei hij, waarom schrijt gij, waarom grijt gij op mijn lijk? Boven leef ik, boven zweef ik, engeltje van hemelrijk. En ik blinker en ik drinker, tgeen de schenker, allesgoeds, schenkt de zielen die daar krielen, dartol van veel overvloed. Leer dan reizen met gepijzen naar paleizen uit het slik deze wereld, die zo dwerrelt, eeuwig gaat voor ogenblik.