Home Page
cover of Lachen om Gods belofte I Cees Fraanje
Lachen om Gods belofte I Cees Fraanje

Lachen om Gods belofte I Cees Fraanje

00:00-41:48

Nothing to say, yet

Podcastspeechwalkfootstepsinsidelarge room or hall

Audio hosting, extended storage and much more

AI Mastering

Transcription

The speaker introduces himself as a gym teacher turned preacher. He talks about his wife, three children, and his journey to faith. He explains that he now preaches regularly and works in gardening. He then discusses the story of Abram and Sarah from the book of Genesis, focusing on their laughter in response to God's promise of a child. He discusses the different types of laughter and emphasizes the importance of genuine joy. Goedemorgen, nou jullie hebben mooi gezongen. Ja Rodé en Leanne ken ik van de bijbelstudie bij ons thuis vroeger en ze kwam net van tevoren naar me toe en ze zei we zingen maar het is allemaal niet zo professioneel dus, maar ik vond het prachtig. Ja de eerste keer hier, ik ben hier één keer eerder geweest en dat was in de gymzaal. Dat is al, ja ik weet niet, denk een jaar of twee geleden, ben ik trouwens goed te verstaan of niet? Ja? Oké. Tijdens een doopdienst en ik ben elf jaar gymleraar geweest dus toen kwam ik op bekend terrein. Maar nu hier om de preek te houden en Ruben heeft mij gevraagd om iets over mezelf te vertellen dus ik zal heel kort iets over mezelf vertellen. Ik ben 42 getrouwd met Rachel, die heb ik op de middelbare school leren kennen, op de Lodestein in Amersfoort en door haar ben ik ook tot geloof gekomen, zo eerlijk moet ik wel zijn. Ik ging altijd naar de kerk maar dat was puur uit, niet uit bijgelovigheid, maar wel uit gewoonte. En ik merkte al heel snel bij haar dat zij echt geloofde wat er in de Bijbel stond en ja ik niet. Dus ik dacht zij zal het wel mishebben, ik vond haar nog net geen dwaalleraar om het zomaar te zeggen, of dwaallerares, maar ik was natuurlijk zo gek op haar dat ik die relatie niet heb verbroken en ja door Gods genade ben ik nu zelf ook tot geloof gekomen. Toen kwam ik erachter dat zij gelijk had en ik niet, dat hebben jullie misschien thuis ook wel eens als je getrouwd bent, dat je erachter komt dat die ander gelijk heeft, maar zij is in dat opzicht heel belangrijk voor mij geweest. We hebben drie kinderen, Tamar is even denken 16, David is 13 en Joas is 9. Ik heb de sportacademie gedaan, toen ben ik gymleraar geworden, in combinatie met evangelisatiewerk, het evangelie verkondigen, eerst bij Stichting Gaver met asielzoekers en toen sinds 2011 hebben we een eigen stichting opgezet, Werkers in de Wijngaard, sommigen van jullie zullen het misschien kennen. En daar zit ik nog steeds bij, dus ik preek regelmatig op zondag en bijbelstudie geven, alles wat met het evangelie te maken heeft. Ik sta niet meer voor de klas, maar nu doe ik tuinen aanleggen en onderhouden, dus dat is heel wat anders, maar dan weten jullie dat. En als je nog meer vragen hebt, dan kan ik straks bij die twee mensen, waar zitten ze gaan staan, en dat doe ik trouwens niet, maar jullie kunnen ook alles vragen wat je wil na die tijd. Ja, lachen om Gods belofte. Ik ga eerst een paar stukjes lezen uit Genesis, Genesis 17, vers 17, daar beginnen we, en daarna nog een paar stukjes uit Genesis 18 en Genesis 21, eerst Genesis 17, vers 17. Dan is God op bezoek bij Abram en dan belooft Hij een kind en dan staat er in Genesis 17, vers 17, toen bierde Abram zich met zijn gezicht ter aarde en hij lachte, en hij zei in zijn hart, zal bij een honderdjarige een kind geboren worden, en zal Sarah die negentig jaar is baren. Dan gaan we naar Genesis 18, lezen we vanaf vers 11 tot 15, nu waren Abram en Sarah oud en op dagen gekomen en het ging Sarah niet meer naar de wijze van de vrouwen, daarom lachte Sarah in zichzelf, zal ik nog liefdesgenot hebben nu ik oud geworden ben en ook mijn heer oud is, en de heren zei tegen Abram, waarom heeft Sarah toch gelachen en gezegd, zou ik ook werkelijk baren nu ik oud geworden ben, zou er iets voor de heren te wonderlijk zijn, op de vastgestelde tijd over een jaar zal ik bij u terugkomen en Sarah zal een zoon hebben, maar Sarah ontkende het en zei, ik heb niet gelachen, want ze was bevreesd, maar hij zei nee, u hebt wel gelachen, en dan nog een stukje uit Genesis 21, begin ik bij vers 1, Genesis 21 vers 1, de heren nu zag om naar Sarah zoals hij gezegd had, de heren deed bij Sarah zoals hij gesproken had, en Sarah werd zwanger en baarde Abram een zoon in zijn ouderdom, op de vastgestelde tijd die God hem genoemd had, en Abram gaf zijn zoon die hem geboren was, die Sarah hem gebaard had, de naam Isaac, vers 6, Sarah zei, God heeft mij doen lachen, en ieder die het hoort zal met mij meelachen, en dan vers 9, en Sarah zag dat de zoon die Hagar de Egyptische Abram gebaard had, aan het spotlachen was, toen zei ze tegen Abram, jaag deze slavin en haar zoon weg, want de zoon van deze slavin zal niet met mijn zoon met Isaac erven, maar deze woorden waren volstrekt kwalijk in de ogen van Abram vanwege zijn zoon, tot zover, ik wil het met jullie over drie dingen hebben, het eerste is hopeloos lachen, het tweede is vreugdevol lachen, en het derde is spotlachen, eerst maar eens iets over dat hopeloos lachen, ja lachen jongens, wanneer hebben jullie voor het laatst gelachen, moet je straks maar eens aan elkaar vragen, misschien gisteravond wel hè, dat kan, ik weet niet of hier nog jonge lui zitten die, ja misschien had je gisteravond een verjaardag, of was je ergens en heb je heerlijk zitten lachen, dat kan, of ja misschien was je ergens anders, kortom je hebt heerlijk gelachen, maar heb je nou je oma, als je die mag hebben, of je opa, of je overgroot oma, of je overgroot opa wel eens zien lachen, iemand van 70, 75, of 80, of 90, hebben die wel eens zien lachen, ik denk dat het mooi is als oude mensen nog kunnen lachen, geen nep lach, daar kom ik straks nog op terug, maar gewoon dat ze nog van het leven kunnen genieten, oude mensen die kunnen lachen, nou in het verhaal van vanmorgen, in de geschiedenis van vanmorgen, gaat het ook om twee oude mensen, Abram en Sarah, ze waren oud, mensen werden in die tijd nog iets ouder, dus je kunt niet helemaal vergelijken met nu, maar ze waren oud en ze konden allebei lachen, dat is knap als je op die leeftijd nog kunt lachen, want vaak heb je een hoop meegemaakt, een hoop verdriet, een hoop moeilijke dingen, en dat was bij Sarah ook zo, Sarah had wel de leeftijd jongens van een oma, maar ze was geen oma, omdat ze geen kinderen kon krijgen, en dan op een dag dan komt God op bezoek, samen met twee engelen, wordt een beetje verschillend over gedacht, wie die drie personen waren, maar ik ga ervan uit dat het God is, samen met twee engelen, en dan zit Sarah achter de luifel van de tent, de tenten die werden in de tijd van geweven geitenhaar gemaakt, en Sarah die staat daarachter af te luisteren wat God allemaal tegen Abram zegt, en dan zegt God tegen Abram, over een jaar zal ik terugkomen op kraambezoek, en als Sarah dat hoort, dan begint ze te lachen, ja mag je lachen jongens, mag je, vind God het goed dat je lacht, ik heb gelezen bij Speurjon, dat die zegt, ik zie liever mensen lachen als dat ze zitten te slapen in de kerk, en diezelfde Speurjon die zei, ik geloof dat er net zoveel heiligheid in een lach kan zitten, als in een traan, en ik denk dat die gelijk heeft, sommige christenen die doen het voorkomen, als je als je echt God dient, of als je echt Jezus volgt, nou dan kun je misschien nog net een keer een keer een klein glimlachje, maar echt lachen dat kan niet meer, dat is natuurlijk onzin, in prediken staat er is een tijd om te lachen, en er is een tijd om te huilen, dus lachen daar is op zich helemaal niks mis mee, ik had vroeger toen ik nog jong was in Barneveld een buurman, twee huizen verderop, en die geloofde niet, en die zei een keer tegen mij, en moet je niet verkeerd opvatten, ik herhaal zijn woorden, hij zei tegen mij, ik vraag me nou af, hoe het nou komt, dat er nergens in de Bijbel staat, dat Jezus zich een keer te barsten lachte, ik vraag me af hoe het komt, dat Jezus zich niet te barsten lacht, en dat klinkt een beetje grof, maar die man die had een soort beeld van de Bijbel, en misschien ook wel van christenen, dat je nooit een keer goed kunt lachen, maar lachen is gezond, we hebben niet alleen een traanbuis, maar ook een lachspier, er zijn trouwens 20 spieren betrokken in ons lichaam op het moment dat we lachen, lachen is goed, lachen is gezond, en als we nooit meer kunnen lachen, dan komt dat meestal omdat er erge dingen in ons leven zijn gebeurd, en dat kan, daar kom ik straks ook nog een keer op terug, lachen is gezond, we zijn geen zuurpruim of bitterbal, heb ik hier opgeschreven, als een christen, als het altijd maar zuur is, en altijd maar bitter, en altijd maar een maar, weet je wel, nee vrolijkheid hoort er ook bij, de vrucht van de geest is blijdschap, als je alle vruchten van de geest, de vrucht van de geest gaat onderzoeken, staat er nergens, de vrucht van de geest is zuurheid, of de vrucht van de geest is bitterheid, de vrucht van de geest is blijdschap, maar ik zei al, geen nep lach, we kunnen soms een lach op ons gezicht toveren, en ik weet wel, je kunt niet in elke situatie waar je bent, net doen of je vrolijk bent, zeker niet als je bent, een soort nep lach op ons gezicht toveren, dat is nep, daar prikken mensen als het goed is doorheen, ook in de kerk kunnen we een soort nep lach hebben, en dan kom je binnen en hoe gaat het, ja het gaat goed, en een leuke lach, terwijl je eigenlijk ontzettend geïrriteerd bent naar die persoon, of ontzettend verdrietig, het gaat niet om een nep lach, maar een gezonde lach, ja je hebt ook andere lachen, je hebt ook een gemene lach, kennen jullie dat, dat je ergens bent, en dat je weet dat ze je uitzitten te lachen, op een hele gemene manier, om hoe je er uitziet, of ja, om iets wat je gedaan is, of iets iets wat je gedaan hebt, of iets wat je is overkomen, of een cynische lach, mensen die eigenlijk niet meer in het leven geloven, of mensen die niet meer in God geloven, en die cynisch zijn geworden, zo'n soort lach, die heb je ook, of de spotlach van Ismael, waar het straks nog over gaat, en je hebt ook de hopeloze lach, en die zie je terugkomen bij Sarah en bij Abram, allebei, in Genesis 17 lacht Abram als God hem vertelt dat hij een kind zou krijgen, en in Genesis 18 lacht Sarah, allebei lachen ze, omdat God hun iets belooft, wat ze eigenlijk niet meer kunnen geloven, terwijl Abram en Sarah, dat weten jullie waarschijnlijk wel, in Hebreeën 11 geloofshelden genoemd worden, dat zijn voorbeelden voor ons om om na te volgen, en toch lachen ze hier, God had hun beloofd dat ze een kind zouden krijgen, en dan gaat er een jaar overheen, en dan gaat er tien jaar overheen, en dan hebben ze zelf iets geprobeerd met Hagar en Ismael, en dan na verloop van 20 jaar, of 25 jaar, dan is de rek er helemaal uit, en als je de hoofdstukken doorleest, dan ontdek je tenminste vier argumenten, waarom ze niet meer kunnen geloven dat ze een kind zullen krijgen. In de eerste plaats zijn ze allebei te oud, Sarah wordt niet meer ongesteld, en ze zegt ook nog, ik ben versleten, zegt ze heel beeldend eigenlijk in Genesis 18, ik ben versleten en zou ik nog plezier beleven aan de seksualiteit, en mijn man is ook te oud. Alle seinen staan op rood, en nadat ze zo lang gewacht hebben, hebben ze eigenlijk geen hoop meer op God. Daar hoef je niet voor afgehaakt te zijn. Zacharias en Elisabeth, staat er in Lucas, was ook een ouder echtpaar trouwens, die waren beide rechtvaardig voor God, maar als de engel komt om ook te vertellen over een kind, dan gelooft Zacharias het niet. Je hoeft niet afgehaakt te zijn om een hopeloze lach te hebben, je hoeft niet afgehaakt te zijn om een belofte van God eigenlijk nauwelijks meer te kunnen geloven, maar het kan soms zo lang duren voordat God zijn belofte vervult, dat je het niet meer ziet zitten. En als je dan zo'n bericht krijgt van een geboorte, en je zet al die argumenten op een rijtje, en je vertelt tegen elkaar hoe het met je is, en dat je oud geworden bent, en zou God het nog doen? Nee, hij denkt dat het niet meer doorgaat. Ja, maar God heeft het beloofd, we houden vast. Ja, maar als je dan hoort dat je over een jaar een kind zult krijgen, dan ben je geneigd om maar te gaan lachen. Een hopeloze lach, om nog een beetje de pijn te verzachten denk ik. Denk je niet? Het is niet zo dat Sarah en Abraham hier God uit hebben gelachen, om de pijn te verzachten. Soms kunnen we lachen om de pijn weg te lachen. Ik denk dat dat bij Sarah ook gebeurd is, en bij Abraham misschien ook wel. Zo teleurgesteld in God. Misschien herken je het wel, dat God je iets beloofd heeft in je leven, bijvoorbeeld een kind. Het gaat hier over kinderen, een kind. En dat je zeker wist dat God jullie beloofd had, en het is nog steeds niet gebeurd. Wat kun je dan teleurgesteld zijn? Wat kun je dan op een gegeven moment hopeloos zijn? Terwijl je nog steeds in God gelooft, terwijl je nog steeds in de Heere Jezus gelooft, terwijl je nog steeds een kind van God bent. Wat kun je dan teleurgesteld zijn? Of ja, dat God je beloofd had om je te helpen met je roeping, en alles lijkt in duigen te vallen. Of dat God je beloofd had dat je een nieuwe woonplek zou krijgen, of beloofd had dat je geloofzekerheid zou krijgen, en het lukt nog steeds niet. Dat God je beloofd had, noem maar op. Kun je dan uiteindelijk hopeloos raken. Het slechtste wat we dan als medekristenen kunnen doen, is zeggen gewoon geloven. Niet zo ongelovig. Kom op geloven. Of dat zinnetje, ik weet niet of ze het ook al tegen jullie gezegd hebben. Je moet gewoon geloven. Nou als het zo gewoon was, dan geloofden er wel meer mensen. Het is niet zo gewoon om te geloven. Het is ontzettend bijzonder als je gaat geloven, en het is ontzettend bijzonder als je blijft geloven. Als het echt zo gewoon was, geloofden er wel veel meer mensen in Nederland en in het Westen. Het is niet zomaar dat je gaat geloven. Ja, Gods belofte. Ik heb hier voor mezelf opgeschreven. Gods belofte, dan kun je het ook makkelijk onthouden. Die kun je eigenlijk het makkelijkst onthouden door drie keer een M. Gods belofte zijn mooi, moeilijk en makkelijk. Gods belofte zijn mooi, moeilijk en makkelijk. Eerst iets over dat mooi. Gods belofte zijn mooi. Ja, waarom zijn gods beloften mooi? Nou voor mijzelf, op het moment toen ik tot geloof kwam rond die tijd, waren gods beloften de eye-opener om te zien hoe God werkt. Dat het niet meer van mij afhangt dat ik iets voor God doe, maar dat God iets voor mij gedaan heeft. En dat Hij belooft dat Hij mij zal redden. Dat Hij mij zal helpen. Dat je bevrijd wordt van dat ik moet iets doen. En dat je blik omgedraaid wordt naar God die iets voor jou gedaan heeft. En die jou belooft. En die voor 100% zijn belofte uit zal laten komen. En altijd uit zal laten komen. Dat is mooi, dat is prachtig. Want Hij laat die belofte uitkomen. En als je dat meemaakt in je leven, dat God een belofte in je leven uit laat komen. Dat is zo mooi om mee te maken. Ik weet nog bij mezelf, ik reed toen een aantal jaren nadat ik tot geloof gekomen was, ergens op de snelweg. Toen zat ik te denken aan die belofte die God aan Simeon geeft. Dat hij niet zou sterven voordat hij de zaligmaker zou zien. En toen, ja, toen kwam zo in mijn gedachte dat ik niet zou sterven voordat mijn moeder tot geloof zou komen. Moet je altijd heel erg mee oppassen met dat soort dingen. Want je eigen wensen en Gods belofte, dat gaat soms zo heerlijk samen. Maar ik wist op dat moment dat het waar was. Het is gebeurd. Maar ik kan hier ook voorbeelden vertellen van dingen die mensen geloven en die nog steeds niet uitgekomen zijn. Maar als je meemaakt dat een belofte van God vervuld wordt in je leven, is dat het mooiste wat je mee kunt maken. En tegelijkertijd zijn de beloften van God ook moeilijk. In de eerste plaats omdat we niet altijd weten voor wie de beloften zijn. Sommige beloften in de Bijbel zijn voor iedereen. Wie gelooft in Jezus zal behouden worden. Dat geldt voor alle mensen. Al zo lief heeft God de wereld gehad, dat hij zijn enig geboren zoon gegeven heeft. Dat een ieder die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leeft. Als je hier vanmorgen zit en je gelooft nog niet, die belofte geldt voor jou. Je kunt er linksom, je kunt er rechtsom, je kunt er een discussie over opzetten, die belofte geldt voor jou. Maar er staan ook beloften in de Bijbel, ja, er hangt een adreskaartje aan. Er staan beloften in de Bijbel die gelden alleen voor Israël, of er zijn beloften alleen voor Ismaël, of er zijn beloften voor Egypte, die zijn niet voor mij of voor jullie. Tenzij je natuurlijk uit Egypte komt, maar dat weet ik niet. God heeft ook in de Bijbel beloften die alleen voor bepaalde mensen gelden. Dat maakt het soms heel moeilijk. Want dan lees je een belofte in de Bijbel en je bent bijvoorbeeld ziek en je leest God geneest. Ja, voor wie geldt die belofte dan? Dat is tegenwoordig hot item natuurlijk. Voor wie geldt die belofte dan? Nou, en dan is het zaak juist om biddend en samen met andere medegelovigen te zoeken. Heere God, voor wie is die belofte? Is die voor mij? En samen te kijken wat God je daarin te zeggen heeft. Maar dat maakt het wel moeilijk. De tweede reden waarom een belofte van God soms moeilijk is, is omdat het Gods beloften zijn en niet onze wensen. En God vervult, ja, hij vervult wel al zijn beloften, maar niet al onze wensen. Dat is een bekend gezegde. Wij willen graag dat God het op een bepaalde manier vervult en op een bepaalde tijd. En we hebben het soms al een beetje uitgedacht, maar zo werkt God niet. En dat maakt het soms moeilijk. Dat maakt het soms heel lastig. Vooral als je een beetje controlefreak bent. Ik zal niet vragen wie er hier een controlefreak is, maar met name ondernemers hebben daar nogal last van. Dat bedoel ik helemaal niet negatief, want die komen ook vaak ver. Maar als je alles onder controle wil houden, dan wil je zelfs God onder controle houden. En dan krijg je een bepaalde belofte en dan denk je, ik denk dat God het zo gaat vervullen. En dan ga je aan de gang en dan ga je aan de slag en dan ga je allerlei dingen doen en dan loop je God voor de voeten. En zo werkt God niet. Dat zie je bij Abraham en Sarah ook. Op een gegeven moment dachten ze, we schakelen aan, ga erin. En dat gebeurt. En het wordt nog gezegd ook, want ze krijgen een kind. Ja, maar het was niet de manier die God in gedachten had. En aan het eind komt er enorme hommeles in het tent. Tussen Ismaël en tussen Isaac. En dan moet Ismaël weg. Gods belofte mooi, moeilijk en ook tegelijkertijd makkelijk. Ja, want het zijn Gods beloften. Hij vervult ze. Wij doen het mogelijke in ons leven en God doet het onmogelijke. Soms denken mensen, want ja, God heeft me iets beloofd, dus ga ik met mijn armen over elkaar zitten. Nee, gewoon aan de gang. Gewoon aan de gang. Wij doen het mogelijke en God doet het onmogelijke. En zo vervult God zijn belofte. Abraham had de belofte dat heel het land van hem zou zijn. Heel het land Kanaan. Maar hij kocht wel zelf het graf van Sarah later. Hij ging zelf aan de gang. En dat was goed. Er was niks mis mee. En tegelijkertijd vervult God zijn belofte. Wat hij met Haga deed en waardoor Ismaël geboren werd. Ja, dat was niet goed. Dat was fout. Gods belofte mooi, moeilijk en makkelijk. En het is voor ons zaak om te kijken welke belofte van God we in ons leven hebben. Misschien is het al tien jaar geleden dat God je een belofte gegeven hebt. Ga dan na vandaag eens terug met God naar dat moment en zeg Heere God, u heeft me dat beloofd. En ik zie niet hoe het vervuld is. Misschien is het wel vervuld. Misschien is het uitgekomen. Dank God ervoor. Misschien is het nog niet vervuld. Ga dan met God terug naar die belofte en zeg Heere God, u heeft het toen beloofd. En wat u belooft, dat zult u doen. Want al Gods beloften zijn in Christus ja en amen. Hier staat het. U heeft het gezegd. Misschien heb je wel geen belofte van God. Of zeg Heere God, heeft u een bepaalde belofte voor mij? Of zijn er meer beloften? Ga dan op zoek naar welke beloften er voor jullie gelden. Eskines uit Schotland van vroeger, die zeiden je moet niet met één bloem van Gods belofteveld naar hem toe om terug te gaan, maar met een hele bos. Niet één belofte pakken en voor God houden, maar een hele bos. Zodat God als het ware die bosbloemen van belofte ruikt en er niet meer omheen kan om die belofte te vervullen. Zo gingen ze met God om. Dat is niet brutaal. Dat is niet van kijk mij eens even bij God claimen. Nee, dat is met Gods eigen woord en met Gods eigen belofte naar God terug. Ja, dat is prachtig. Alleen Sarah, die is daar nog lang niet. Die is nog bezig met een hopeloze lach als ze daar staat in die tent. Ik denk dat ze aardig moe is geweest, want als je leest wat ze gedaan heeft, dan heeft ze net voor 22 liter aan koeken gemaakt voor die drie mannen die op bezoek kwamen. Ik heb even een beetje uit zitten rekenen, maar dat is ongeveer hetzelfde beslag wat wij nodig hebben voor 200 pannenkoeken. Het teken van de gastvrijheid daar in het Midden-Oosten. Dus ze staat daar achter die tent, moe van het vele werk wat ze gedaan heeft. Ze zal ongetwijfeld slaapwinnen hebben gehad, maar het vele werk wat ze gedaan heeft. Dan staat ze daar te luisteren en hoort ze dat en dan komt ze terecht in die hopeloze lach. Achter die tent. Ja, als wij er hadden gestaan aan de buitenkant hadden we niks gehoord, want ze lacht. Ja, misschien had het wel gehoord. God hoort het in ieder geval ook en hij weet ook, omdat hij God is, dat Sara gelachen heeft en hij weet ook precies waarom ze gelachen heeft. Maar Sara die ontkent het, die ligt, omdat ze bang is. En dan vind ik het zo mooi dat God wel haar aanpakt op haar leugen, namelijk dat ze wel gelachen heeft, maar niks zegt over haar lachen. Ook niet tegen Abraham. Als Abraham lacht, dan zie je niet dat God zegt, hoe durf je te lachen. Dat vind ik zo mooi en zo genadig. Ook als je hier vanmorgen zit en je herken je in Abraham of Sara, waar je niet eens zo oud voor te wezen, dat je teleurgesteld bent in Gods belofte, dat God niet bestraft, wel om die leugen, maar niet om die hopeloze lach, niet om dat ongeloof, omdat hij weet hoe lastig het is. Hij weet wat van zij maakt, wat zij te wachten staat er in de psalm. Hij weet hoe moeilijk het voor ons kan zijn. Ja, ik heb niet gelachen, zegt Sara. Letterlijk zegt ze in het Hebreeuws, moet je goed opletten, lo tzagakti. Als je het heel letterlijk vertaalt, zou je ook zoiets kunnen vertalen als, niet Isaac ik. Dat is mooi hè, niet Isaac ik. Eigenlijk doordat ze zegt, ik heb niet gelachen, bevestigt ze onbewust al dat die belofte van God uit zou komen. Ze heeft de naam van haar kind al in de mond in het Hebreeuws, want Isaac betekent lachertje. Als God tegen Abraham zegt dat hij een zoon zou krijgen, dan zegt hij erbij en je moet hem Isaac noemen, nadat Abraham heeft gelachen. En Sara zegt, lo tzagakti. Ze bevestigt dat ze uiteindelijk een kind zou krijgen, een lachertje. Nou en dan het tweede, na die hopeloze lach, een vreugdevolle lach. Prachtig, als Abraham en Sara hebben gelachen, dan vind ik het zo bijzonder dat God niet zo is dat hij uiteindelijk opgeeft met Abraham en Sara. Dat hij zegt van ja, aan jullie heb ik niks. Jullie zitten mij uit te lachen, jullie geloven mij niet, met zulke mensen wil ik niks te maken hebben. Zo doen wij vaak, als mensen iets doen in ons leven wat ons niet zint, of het gebeurt een paar keer, dan zeggen we, daar hoeven we niks mee te maken te hebben. Maar God gaat door met Abraham en met Sara. Hij straft ze niet, hij verwijt ze niet, ja behalve dat liegen zei ik net, maar hij gaat door. En hij vervult zijn belofte dwars door die hopeloze lach van hun heen. Dat is de genade van God. We kunnen soms het idee hebben dat we denken, ja God moet de belofte aan mij wel verhoren, want kijk eens hoe goede christen ik ben. Nee, helemaal niet. Dwars door ons ongeloof heen, en door onze onze strijd heen, en onze leugens heen, en onze zonden heen, en ons eigen werk heen, zoals Abraham en Sara bij haar gaat dwars daardoor heen, vervult God zijn belofte. En krijgen ze een kind. Geen rouwkaart van een van een ouder echtpaar, of een bejaarde, maar een een geboortekaart. Een geboortekaart. Isaac. En we noemen hem Isaac. Ja, dat had God gezegd als gehoorzaamheid. Je moet hem Isaac noemen. Als je goed leeft, dan dan zegt God tegen Abraham dat hij die naam moet geven. Dat zegt God nadat Abraham gelachen heeft. Alsof God, dat weet ik natuurlijk niet, maar ik ben een beetje over na zitten denken. Alsof God zegt tegen Abraham en Sara, dat lachen van jullie, daar zul je heel je leven aan herinnerd worden. Elke keer als je de naam van je zoon Isaac uitspreekt. Isaac betekent lachertje, of hij die lacht. Hé, dat was toen. Maar ze doen het wel. Ze gehoorzamen en ze noemen hem Isaac. En dan zegt Sara erbij, God heeft mij doen lachen, en iedereen die het hoort, zal met mij meelachen. Ja, waarom lachen? Waarom zegt Sara hier, dat God haar heeft doen lachen? Nou, ik zei al, ze is oud. Ze is 89, 90 jaar. En dan krijgt ze een kind. Zie het al voor je jongens. Even proberen voor te stellen, van in onze tijd. Een vrouw van 90, die met een kinderwagen loopt. Ja, dan komen de mensen er naartoe en die zeggen, loop je dan met je kleinkind of met je achterkleinkind? Nee, dat is mijn eigen kind. Nou, dat is echt om te lachen. En dan kan ze vertellen hoe ze er zelf niks meer van geloofde. Maar hoe God het uiteindelijk toch vervuld heeft. Een vrouw van 90 jaar die de borst geeft, dat kan toch niet. Dat is toch om te lachen. Dat is toch niet om er gemeen over te lachen of cynisch om te lachen, maar vreugdevol om te lachen. Daar moet je toch om lachen. Dat is toch, dat geeft toch blijdschap als God zo zijn belofte vervult. God heeft mij doen lachen. Ik heb het nog nooit iemand horen zeggen. Ik ben nog nooit een christen te tegenkomen die zei, God heeft mij doen lachen. Hoor je nooit, maar Sarah zegt het wel. God heeft mij doen lachen. En ieder die het hoort of die het ziet, die zal met mij meelachen. Soms zit je ergens en dan gebeurt er iets. Je bent ergens in een dienst of in je eigen gemeente en een van je kinderen geeft een getuigenis. Dan kun je misschien als vader en moeder naar elkaar lachen van blijdschap. Wat hebben we over ons kind ingezeten? We dachten dat ze af zou haken. We dachten dat hij af zou haken. Er komt niks van terecht. En nu staat hij hier of nu geeft hij een getuigenis of nu wordt hij gedoopt. Dan kun je samen lachen om wat God gedaan heeft. Van blijdschap, van vreugde. Of je zit samen bij een concert of je zit samen bij een diploma uitreiking en je ziet hoe God er doorheen gewerkt heeft. Dan kun je oprecht lachen. En dan kun je meelachen met elkaar. Dan kun je samen blij zijn. En dat is iets wat God ons geeft. Sterker nog, dat is iets wat God zelf ook doet. Want er staat in Stefania bijvoorbeeld over God dat hij zich met blijdschap zal verheugen over zijn volk. En op een andere plek, ik dacht dat hij zich met blijdschap zal verheugen over Jeruzalem. Van blijdschap lachen is iets wat God ook doet. Ja, we zijn het misschien niet zo gewend en het klinkt soms misschien een beetje profaan, een beetje onebiedig. Maar God houdt van een gezonde lach. Prachtig, die verhalen van Abraham, en Sarah, en Isaac. Of als God een belofte in je leven heeft doen uitkomen. Ja, dat is mooi. Maar wat als je er nou voor staat. Dat herkennen jullie misschien ook wel. Dat je hier zit en zegt ja, dat is allemaal prachtig. Ja, mooi. Mooi verhalen. Ik kan ook nog een paar verhalen vertellen, zeg je misschien. Maar wat als je er nou voor staat. Als je hier nu vanmorgen zit en er is iets in je leven, een bepaalde belofte die God je heeft gegeven en het lukt maar niet om er te geloven. Dat er iets op in je leven speelt op dit moment. En dat je zegt ja, ik geloof echt dat God dat goed gaat doen. Maar ik weet niet hoe dat kan. En ik weet waar ik het over heb. Ik sta hier niet zomaar verhaaltjes te vertellen. Ik weet waar ik het over heb. We hadden pas ook zoiets thuis. En toen moest ik denken of ik last op salm 126. Daar staat wie nu met tranen zaaien, die zullen met gejuich maaien. Ik zei dat heel voorzichtig tegen mijn vrouw over die bepaalde kwestie. Wie nu met tranen zaaien, die zullen met gejuich maaien. Dat is moeilijk hoor. Dat is niet van ik geloof en ik en ik ben zo blij want ik voel het allemaal. Wat is dwars als je geen oplossing ziet voor een bepaalde kwestie. Toch zeggen heren God het is nu op dat punt huilen. Dat was iets wat met school te maken had. Het is huilen. Wij zien het niet. Wij doen van alles en... Wat is het derde keer dat ik dat ding aan... Wij doen van alles maar we zien het niet. Maar u heeft beloofd we zullen we zullen juichen ook al zijn we nu aan het huilen. Dat is geloven. Ik kan niet voor ieder van jullie zeggen dat God heeft die belofte gegeven en God heeft die belofte gegeven. Nee daar gaat God over. Maar als je het op dit moment niet ziet en als je op dit moment niet weet hoe het verder moet en als je op dit moment zegt God u bent af en toe om te huilen. Ik snap er niks van. Hij heeft beloofd wie nu met tranen zaaien zullen met gejuich maaien. Dan mag je hem vasthouden. Dwars tegen je gevoel in. Dwars tegen de omstandigheden in. Dwars tegen je argument in. Dwars tegen je omgeving in. Dwars tegen alles in. God zal vooreinden wat hij gedaan heeft. Nou en dan kort nog iets over het laatste spottend lachen. Dat doet Ismael he. Staat in hoofdstuk 21. Dan is het feest dat Isaac niet meer aan de borst is. Dan is hij waarschijnlijk een jaar of drie vier en Ismael die is dan rond de 17. Dan staat er dat 21 vers 9. En Sarah zag dat de zoon die Hagar de Egyptische Abraham gebaard had aan het spotlachen was. Ja hoe zou dat gegaan zijn. Hij 17 he. Zo'n grote vent. Sterke vent. Het was een woudezer van een vent staat er geloof ik ergens in genesis. En dan Isaac de kleine kleine kereltje. Ja wat zou die wat zou die gedaan hebben. Klein ukkepukkie zoiets. Zo gaat dat toch. Klein ukkepukkie ben je nou eindelijk van de borst af. Kun je zelf je flesje vasthouden. Zo gaat dat met pesten. Zo gebeurt dat. Of tussen hoofdstuk 19 en hoofdstuk 21 staat hoofdstuk 20. Dan is Abraham bij Abimelech. En er wordt Sarah meegenomen. En ze hebben geen gemeenschap met elkaar staat er. Maar misschien heeft Hagar of Ismael daar wel spottende opmerkingen over gemaakt. Ik weet zeker dat mijn vader Abraham is. Maar jij niet. Misschien is Abimelech wel jouw vader. Ja we weten het niet precies. Maar één ding weten we wel. Hoe die gespot heeft en hoe die gelachen heeft. Dat weten we niet. Maar Ismael staat de belofte van God in de weg. En dat is Isaac. Hij spotlacht. Hij pest. Hij treidt het. Ik heb het ook toen ik voor de klas stond meegemaakt. En het gebeurt overal. Pesterijen. Het gebeurt thuis. Het gebeurt in de bouwkeet. Het gebeurt op kantoor. Het gebeurt zelfs soms in de kerk. Dat we elkaar pesten of spotlachen of uitlachen. Het is walgelijk. En God heeft er een afkeer van. Maar het gebeurt helaas overal. En als je het doet. Of als je op dit moment mee bezig bent. Stop ermee jongens. Het is dood en verderf. En als je ermee te maken hebt. Vertel het tegen iemand. En blijf er niet alleen mee rondlopen. Sarah ziet het hier. Dat Isaac gepest wordt door Ismael. Ja hij moet uiteindelijk wijken. Want hij staat de belofte van God in de weg. Eigenlijk is best wel zielig he. Ik bedoel wat kon Ismael eraan doen? Hij kon er niks aan doen. Wat kon hij eraan doen? Het was de schuld. Als je het over schuld wil hebben. Van Abraham, van Sarah en van Hagar eigenlijk ook niet. Die had niet zoveel te vertellen. Ik denk wel dat hij het spotlachen van zijn moeder heeft geleerd. Want op het moment dat Hagar zwanger is van Ismael. Dan staat er dat Sarah verachtelijk was in haar ogen. Dus Ismael heeft misschien wel van zijn moeder geleerd. Dat uitlachen. Maar in feite kon hij er niks aan doen. Nee dat klopt. Hij kon er niks aan doen. Niet dat hij de zoon was van Hagar en Abraham. Maar wel aan dat pesten. En daarom wordt hij weggestuurd. En toch is God zo genadig dat hij Isaac niet loslaat. Want Isaac krijgt vier beloften. Moet je eens doorlezen thuis. Zowel Hagar als Abraham krijgen te horen dat ook voor Isaac God beloften heeft. Vier stuks. God laat hem niet los. Maar hij moet wel weg. Hij moet weg uit het huis. Vreselijk. Een scheur in het gezin. We lezen dat zo van ja nou ja dan wordt hij weggestuurd en zo. Maar vreselijk. Een scheur in het gezin. Abraham die dacht dat Ismael het was. En dat was zijn oudste zoon. Had hij zeventien jaar lang in geïnvesteerd. En dan moet hij hem wegsturen. Door eigen schuld. Ja dat gebeurt als we als we zelf aan de haal gaan met Gods belofte. Dan krijg je het brokken van. Hoe goed bedoeld ook. Je krijgt het brokken van. En uiteindelijk moet Ismael samen met Hagar wijken. Ik sluit af met twee opmerkingen. De eerste is dat je hier. Ja misschien zit je hier voor morgen wel en zeg je ik kan eigenlijk al heel lang niet meer lachen. Er sprak ooit een vrouw die had een burn-out gehad jaren geleden. En ze zei ik dacht oh wat vreselijk. Nou kan ik nooit meer lachen. Stel je voor dat je nooit meer kunt lachen. Maar stel dat je hier zit en en je weet ik kan al heel lang niet meer lachen. Door allerlei oorzaak. Door ja er is een trauma in je leven geweest. Of misbruik of gepest of teleurgesteld in Gods belofte. Of een overleden iemand. Of een kind overleden. Dat er een soort sluier over je leven is gekomen. Dat je leven is gebroken. Dat je zegt als ik nu ga lachen dat voelt voor mij als vloeken. Dat kan. Dan is mijn boodschap voor morgen niet dat je dat je maar een beetje een vrolijk gezicht in jezelf een beetje op gaat pimpen. Nee dat verdriet dat is er. En dat daar moet je soms mee leren leven. Dat kan. Maar één ding mogen we zeker weten. Isaac zullen we zien. Ja toch want Jezus heeft gezegd dat er een moment komt dat we aan zullen liggen met Abram, Isaac en Jacob. Iemand heeft gezegd alle of bijna alle keren dat God in het oude testament verschijnt is een voorverschijning van Jezus. Zou het zo zijn. Ik weet het niet. Zou het zo zijn dat de persoon die Abram hier ontmoet bij die tent. Dat dat een een voorafschaduwing van Jezus is geweest. Ik weet het niet. Maar staat in Johannes 8 dat Abram de dag van Jezus zag. Heeft dat hier iets mee te maken. Ik weet het niet. Denk er rustig over na. Maar Jezus komt terug. En dan zal het niet zo zijn dat wij een maaltijd voor hem bereiden. Zoals Abram en Sarah hier deden. Maar dan zal hij een maaltijd voor ons bereiden. Want er staat in Isaiah 26 dat er een feestmaal komt voor alle volken. Alle volken. Ook de Nederlanders. Daar mogen wij ook bij zijn. En dan zullen we aanliggen met Abram, Isaac en Jacob. Isaac hij lacht. En wij mogen aanliggen. Samen met hem. Wat zal dat geweldig zijn. Dan zullen we zien wat God bereid heeft voor hem. Voor hen die hem lief hebben. Wat geen oog gezien heeft. Wat geen oor gehoord heeft. Wat in geen mens hart is opgekomen. Dat heeft God voor ons weggelegd. Daarom kon Corrie ten Woon zo mooi zeggen. Het beste komt nog. En het allerlaatste wat ik ga zeggen. Het beste komt nog. Die leus of die uitspraak. Het beste komt nog. Die moet je zeggen tegen mensen waar je mee te maken hebt. Dan moet je niet de pas en de onpas doen. Maar als er weer eens geklaagd wordt. Of er wordt weer eens gezonderd. Of er wordt weer afgegeven. Of er wordt weer dit of dat gezegd. Dan moet je gewoon eens een keer voor de gein of in het echt zeggen. Het beste komt nog. Ik heb het ook wel eens gedaan bij de balie van de Albert Heijn. Dit was niet goed en dat was niet goed. Ik zei het beste komt nog. Je moet het wel uitleggen. Mensen hebben werkelijk soms geen idee waar je het over hebt. Het beste komt nog. En die vrouw die zit me zo aan te kijken. Ik zeg ja het beste komt nog. Ik zeg want als Jezus terugkomt. Dan breek ik het allerbeste aan. Geloof jij dat? Ik zeg ja dwars door alles heen geloof ik dat. Geloof er niks van. Dat kan. Je moet het ook niet als een trucje gaan gebruiken. Maar zeg Heere God. Vandaag kom ik misschien op kantoor weer die negatieve persoon tegen. Of weer diegene die altijd maar zit te klagen. Het beste komt nog. Amen.

Listen Next

Other Creators